zondag 24 november 2013

No-budget Macro Lens voor videocamera

Dit filmpje laat zien wat je kunt doen met een macro-lens die nagenoeg niets kost. Het duurt anderhalve minuut.

Kijktip: met het filmpje full-screen zie je meer.




(klik voor een groter plaatje)

Op de foto's onder het filmpje zie je links de macro-lens. Lens en vatting komen uit een oude beamer. De vatting is met twee afstands-bussen en twee boutjes & moertjes op een accuklem bevestigd. Rechts zie je de macro-lens op mijn videocameraatje.

Onderdelen

Het materiaal voor het macro-lensje had ik nog liggen. De beamer heb ik ooit bij het grofvuil gevonden. De projectielamp was kapot. Vervanging, zag ik op internet, zou honderden euro's kosten. Dat was het ding inderdaad niet waard, maar zo'n beamer (vooral zo'n oud bakbeest) zit tjokvol optica, zoals lenzen, spiegels, kleurenfilters en een prisma. En daar kun je allerlei leuke dingen mee doen. Dat een dreuzel dat niet ziet en zo'n ding in zijn kliko dumpt, daar kunnen wij alleen maar blij om zijn.

De accuklem zat bij een zonnepaneeltje om je auto-accu mee bij te laden. Het paneeltje heb ik voor iets anders gebruikt, de klemmen waren over.

Als het mogelijkheden heeft, dan is het geen afval.

Over de camera

Bent u een echte gadgetfreak? Raakt u opgewonden van elektronica die pas over enige maanden in Nederland op de markt komt? Klik dan hier.

U bent er nog? Fijn.

De videocamera is een Toshiba Camileo S20. Die is inmiddels niet meer leverbaar, maar hij kostte mij begin 2010 ongeveer 120 euro. Videofreaks en smartfoonpaparazzi mogen zich gerust een kriek lachen, mijn cameraatje heeft een aantal onweerlegbare voordelen.

  1. Met zo'n prijs hoef je niet vreselijk voorzichtig te zijn. Dat nodigt uit tot experimenten waar je met een duurdere camera niet aan zou durven beginnen (tenzij je de geldpest hebt). Dit lensje is een voorbeeld, eerder bracht Loket Diversen een natuurfilmpje waarbij de camera in weer en wind (onder een afdakje) buiten stond.
  2. Hij is zeer compact, past in een borstzakje. Dat is een geweldig voordeel als je mensen wilt filmen, want zo'n klein ding merkt niemand op.
  3. Hij heeft allerlei leuke snufjes zoals slow motion, time lapse, en bewegingsdetectie.
Hij heeft ook een aantal nadelen.
  1. Ook als de camera uitstaat loopt de accu langzaam leeg. Dus al gebruik je de camera niet, na een week is de accu uitgeput. Dat is enorm onhandig, want je wilt een camera snel kunnen inzetten als de gelegenheid zich voordoet. De oplossing is dat je de accu eruit haalt en er snel weer indoet wanneer je de camera nodig hebt. Op die manier kun je de boel maanden ongebruikt laten liggen en heb je het wel snel gebruiksklaar. Dan is de camera helaas wel de datum en de tijd kwijt, waardoor al je video's op 31 december 2008 lijken te zijn gemaakt. Maar daar kan ik mee leven.
  2. Een tikje jammer is dat hij maar één snufje tegelijk kan. In de hoogste resolutie kun je bijvoorbeeld niet inzoomen en heb je geen time-lapse, geen slow motion en geen bewegingsdetectie. Evenmin kun je een slow-motion-opname laten beginnen met bewegingsdetectie. Maar dat is allemaal geen echt probleem.
Creativiteit zit in de mens, niet in zijn spullen.

Credits: de muziek bij het filmpje vond ik op FreemusicArchive.org, het is gemaakt door Circus Marcus en gebruikt onder een Creative Commons Share-Alike licentie.

zondag 3 november 2013

Komt een man bij de gnatoloog

Dokus Havermout was uit Uruzgan teruggekomen in een rolstoel. Hij was een held, zei iedereen. Ook het Staatshoofd had dat gezegd, terwijl ze hem een kleurig lintje met een medaille op zijn jas speldde. Dat was een grote eer, zei iedereen. Na de ceremonie was Dokus naar de bakker gerold voor brood voor het weekend en taart voor al het bezoek dat zich had aangekondigd, maar hij had niet hoeven betalen, want de bakker vond het een eer om brood en taart te mogen bakken voor de held. Zei de vrouw van de bakker. Dat was een meevallertje.

Twee maanden later was de eer op. Dokus was jarig en moest dus weer taart hebben voor het bezoek. 'Dat is dan vijftien euro drieëntachtig', had de vrouw van de bakker gezegd. 'Maar ik ben toch een held?' had Dokus gevraagd, op zijn medaille wijzend. Maar toen werd de vrouw van de bakker boos. 'Ben je gek geworden?' zei ze. 'Het blijft geen feest! Voor niks gaat de zon op!' Dat viel tegen.

Onderweg naar huis bedacht Dokus allerlei scherpe antwoorden die hij eigenlijk had moeten geven, zoals 'twee benen voor het Vaderland is goed voor 'n keer brood en taart?' Maar hij wist ook wel dat hij dat de bakkersvrouw nooit in haar gezicht zou durven zeggen. Zo'n held was hij niet. En misschien had ze wel gelijk en was de eer inderdaad op, of niet goed meer. Eer was eigenlijk net zoiets als tomaten. Die bleven ook niet heel lang goed.

Dokus Havermout miste zijn benen erg. De aanblik van iemand op de fiets voor het stoplicht met één voet op de trapper en de andere op de stoeprand, die dan soepeltjes wegtrapte zodra het licht op groen sprong, kon hem zijn maag ineen doen krimpen van machteloze jaloezie. Dan zag hij zichzelf die persoon door elkaar rammelen, en toeschreeuwen 'BESEF JE WEL WAT JE ALLEMAAL NOG HEBT EN WAT JE ALLEMAAL NOG KAN?!' Maar tegen de tijd dat zo'n visioen voor zijn geestesoog vervaagde was de fietser ook al de straat uit. De heimwee naar zijn benen kon hem zo hevig en plotseling van zijn stuk brengen dat hij dikwijls op zijn scootmobiel moest stilhouden om tot bedaren te komen. Dat zorgde dan ook weer voor geërgerde reacties van mensen die hij in de weg stond. 'Ga weg hier! Zo kan er toch niemand langs?', zeiden mensen. Als hij dan op zijn stompen wees en op zijn lintje, raakten mensen soms nog meer geërgerd. 'O gottegot, moeten we je nou zielig vinden?'

Dokus hoorde het tandenknarsend aan. Hoewel hij een eenvoudige en montere natuur had, begon hij zich steeds meer te ergeren aan mensen. Hij kon er niet meer zo snel van weg als vroeger, toen hij zijn benen nog had. Hij ergerde zich niet alleen aan mensen die vervelend of onhebbelijk tegen hem deden, maar ook aan mensen die gewoon vervelend waren zonder meer. Daar heb je er heel erg veel van. Mensen die zich hufterig gedragen in het verkeer, of op straat, of in winkels. Mensen die verdiept in hun telefoon door het leven gaan. Mensen in het nieuws, op tv of in de krant, die domme dingen doen, waar andere mensen dan nog dommer op reageren. Dokus nam het allemaal tandenknarsend waar.

Zijn geknars was onwillekeurig. De knarsdrempel werd steeds lager en de knarsduur steeds langer. Na verloop van tijd knarste hij dag en nacht. Ook in zijn slaap. Alleen als hij hardop praatte knarste hij niet, maar hij was een man van weinig woorden. Hij kreeg last van zijn gebit en van zijn kaken. De huisarts verwees hem naar een psychiater (want het zat tussen de oren, dacht ze) en naar een gnatoloog (dat is een geneeskundige die gespecialiseerd is in de kaken en de kauwspieren), maar die wisten er ook geen raad mee. Want Dokus Havermout was verder doodnormaal: niet depressief, niet labiel, niet manisch, niet borderline, niet hoogbegaafd maar ook niet dom, niet schizoïde, niet agressief en niet getraumatiseerd. De normaalste dubbelgeamputeerde die de dokters ooit hadden gezien. De enige die hem kon genezen van zijn tandengeknars, dus van zijn ergernis, was hijzelf, zag hij in.

Dokus Havermout kocht een bijl. Of een bijltje, beter gezegd. Ongeveer het formaat waar Indianen mee wierpen in wildwestverhalen. Hij huurde een volkstuin met een schommelrek erop waar hij een groot blok hout aan hing, en begon te oefenen. Eerst wierp hij van enkele meters afstand. Hij experimenteerde met gewichtjes aan de steel om het bijltje meer stabiliteit te geven als het door de lucht flikflakte. Het ging duizenden keren mis, maar dat deerde hem niet. Onder het oefenen neuriede hij een liedje dat hij zelf had bedacht. Een klompendansje, was het:

Dokus Havermout is een held
die aan allebei z'n benen is geveld
Ding diedelom, dieredom dijl
Dokus Havermout heeft een bijl

Hij was best een beetje trots op zichzelf, want het was zo simpel en toch ook zo slim bedacht. Met enige oefening een krachtig wapen, in ieder tuincentrum vrij verkrijgbaar en niet duur. Hij reed talloze malen de accu van zijn scootmobiel leeg van de werpplek naar het blok en weer terug. Het gaf hem geweldige voldoening als het bijltje met een solide tjak in het blok bleef zitten. Dan deed hij twee klompen aan zijn handen en zong hardop zijn liedje, terwijl hij het ritme sloeg met de klompen. Dan had hij reuze schik, en dan knarste hij dagenlang niet meer.

Hij werd steeds vaardiger met zijn bijltje. Na vier maanden oefenen had hij de slag te pakken. Hij wierp het bijltje zoals Indianen met een tomahawk moesten hebben geworpen, trefzeker, snel, vanaf tientallen meters op de centimeter nauwkeurig. Tjak. Elke keer weer. Tot die tijd had hij het bijltje altijd in het schuurtje op zijn volkstuin gelaten als hij naar huis ging. Maar toen hij een volle week lang op zijn volkstuin zonder één enkele misser had geworpen, stak hij het bijltje bij zich.

Tandenknarsen deed hij toen al meerdere weken niet meer. Dat zou die gnatoloog eens moeten weten.

Wordt (mogelijk) vervolgd

Dit verhaal heb ik gemaakt naar aanleiding van onderstaande dialoog met @bibliothecarin. Enige gelijkenis met bestaande personen is puur toeval. Alle rechten voorbehouden, maar voorlezen met vermelding van de naam van de auteur wordt aangemoedigd.