Daarna verhuisde ik naar een appartement. Het bed moest gedemonteerd voor de verhuizing. De lattenbodem kwam op de grond in de slaapkamer, de lange witte planken gingen naar de berging. Tijdelijk.
Weer vijf jaar later verhuisde ik naar een flat met een grote keuken. De lange witte planken konden mooi aan de muur van de provisiekast, maar moesten wel wat ingekort.
Nog eens vijf jaar later - die constante periodetijd is overigens puur toeval - verhuisde ik naar het huis waar we nu nog steeds wonen. De witte planken van de provisiekast moesten opnieuw wat ingekort, maar pasten dan nog wel naast de boiler in de kelderkast aan de muur en dan konden we daar nog wel wat op kwijt.
Die boiler is kortgeleden verwijderd zodat er ruimte kwam voor langere planken. Ik heb inmiddels een aardige collectie hout in de schuur liggen. Daarbij stukken plank van dezelfde diepte, het zelfde spul. Nog van dat bed? Jawel, de zaagsneden pasten nog. En waarom ook niet. Dus de stukken plank zijn weer herenigd, solide genoeg met een dun doch stevig plankje eronder verlijmd en geschroefd, naad en gaten dichtgesmeerd met vulspul.
Het is geen gierigheid. Ik kan niet langs een bouwcontainer lopen zonder daar even een blik in te werpen. Meestal is het rommel en puin, maar af en toe vind je iets. Je herkent dingen, onderdelen, materialen die ooit nog iets kunnen worden. Wat precies, dat weet je nog niet, maar ze houden een belofte in. "Ik zal nog van pas komen. Ja, ik word nog wel eens wat", zeggen ze tegen je. En dan gooi je ze niet weg. Dat zou namelijk niet alleen verkwisting en zonde zijn, maar ook flauw om die belofte niet de kans te geven nagekomen te worden.