vrijdag 10 juni 2011

De dooi weende aan de ramen


(Dit is een gerecyclede, geüpdatete versie van een artikel dat eerder, onder dezelfde naam, op dit blog verscheen. Tevens te bewonderen in de zomerbode van boekhandel Schimmelpenninck, Weteringschans, Amsterdam)

Wie leest er nog Couperus? In ieder geval de luitjes van het Louis Couperus Genootschap en middelbare scholieren, voor de leeslijst. En ik dus, sinds ik een tijdje geleden een cassette met zijn volgens de uitgever tien grootste werken aanschafte.

Ik moet zeggen: die Louis, die kon er wat van. In Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan... (1906) toont hij zijn grote stilistische talent, vooral in zijn psychologische schetsen van de personages in dit familiedrama, waarin een lang geleden gepleegde crime passionel als een slagschaduw over de betrokkenen hangt. Couperus’ beschrijvingen van hun uiterlijk zijn ook geweldig: Als van een tepékong [?, red.] hing de gezakte boezem in twee golven op de formidabele golf van de buik, en die rondgetrokken ommelijnen gaven haar een afgodische statigheid, zoals zij nu recht zat, met haar strak boos mandarijnengezicht;(…) Rondgetrokken ommelijnen, prachtig toch?

Toegegeven, een eeuw later kan zijn stijl wat zeurderig overkomen, en zijn overmatig gebruik van wat later bekend zou worden als Henk van der Meydenpuntjes... is ronduit storend (zelfs in de titel, godbetert), maar Couperus is een ware taalkunstenaar, die zijn Nederlands doorspekt met neologismen en Indische en aan het Frans ontleende uitdrukkingen. Elsschot en Nescio vechten meestal om de eer als het gaat om de mooist literaire zin aller tijden uit het Nederlandse taalgebied, maar ik wil graag deze zin uit Van oude mensen nomineren:

Buiten weende de dooi aan de ramen.

In mijn nopjes door de (her)ontdekking van dit literaire kanon, en op aanraden van een artikel in een of andere krant, begon ik blijmoedig aan de psychologische roman Noodlot (1890). Da’s een stuk minder. De plot is nogal dun – iets met jaloezie tussen vrienden, gefnuikte liefde, een moord en een dubbele zelfmoord – maar het is vooral de larmoyante stijl die het werkje nogal onverteerbaar maakt. Een proeve: ‘Ik kan het niet helpen, vadertje! Ik ben nu eenmaal zo… Heb je dan geen medelijden met je kind, ook al begrijp je haar niet? Toe, o toe, spreek met hem, enkele woorden maar, ik bid er je om… ik bid er je om!’

Top Naeff is er niks bij. De hertaling van de Max Havelaar liep uit op een ramp, Noodlot zou er misschien bij gebaat zijn.

vrijdag 3 juni 2011

Kinetische Kunst #9: Nogmaals Denha's knikkermachines

De ware kunstenaar is gedreven door louter innerlijke drang. De vraag of hij kunst maakt interesseert hem niet; de ware kunstenaar can't help himself. Of doet het puur voor de lol, dat zou ook kunnen.

Van Denha weten we niet veel meer dan dat hij geboren is in 1965, in Japan woont en het woord kunst niet in de mond neemt, maar vooral dat hij hele mooie knikkermachines maakt. Dit is een heel complexe.


Hieronder ziet u een overzicht, ontleend aan Denha's blog. Dit filmpje bekijk ik met stijgende bewondering. En, verrassing: op 6 minuten ziet u een hefwerk dat lijkt op een TheoJansenmechaniek (u weet wel).

En jawel, de meester heeft het zelfs gezien en gesigneerd, zo blijkt. Wat is de wereld toch klein. En Strandbeest in het Japans is Sutorandobisuto. Dat weet u dan ook weer. U ziet het patroon? Mooi.
Aflevering van deze serie ging ook al over Denha.