Hadden we amper een Wereldoorlog weten te ontspringen, spoelt er allerhande springstof aan op 't strand. Wat moet je ermee? Nou, laten knallen natuurlijk! Het is gedaan, las ik in De Natuurkunde van 't Vrije Veld. Op de hei bij Oldebroek, in 1922. Loket Diversen dook in online archieven. En vond een tijdmachientje. Stap maar in.
"Met het oog op wetenschappelijke proefnemingen voor geluidsbepaling worden dezer dagen in de legerplaats Oldebroek groote massa's ontploffingsstoffen tot explosie gebracht. De ontploffingsstoffen zijn afkomstig van Duitsche, Belgische, Engelsche en Fransche mijnen, welke tijdens en na den oorlog aan onze kust zijn aangespoeld en door de artillerie werden gedemonteerd. Deze stoffen, welke tot zelfontlading kunnen overgaan en dan gevaar opleveren door ongewilde explosie, moeten worden opgeruimd.
Daarbij kunnen ze dienst bewijzen voor wetenschappelijke waarnemingen.
Vrijdagavond kwart over negen had de eerste ontploffing plaats. Toen is in de heide op 4.5 K.M. afstand van het kamp een hoeveelheid van 1000 K.G. tot ontploffing gebracht, die in wijden kring de bevolking van de Veluwe heeft opgeschrikt." 1)
Dat was een voorproefje, op 15 september 1922. De echte knal was zaterdag 28 oktober 1922.
"Vijfduizend kilogram perchloraat waren opgestapeld. De ontploffing werd tot stand gebracht door een electrischen draad. Een kolom vuur en rook schoot tot groote hoogte op en een geluid als een donderslag hield eenige minuten aan. Geen boom of plant binnen een radius van 150 meter bleef overeind. De kuil is thans een krater geworden van negen meters diepte". 2)
De inboorlingen waren evenwel nauwelijks onder de indruk. Een week later meldt het Nunspeets Nieuws- en Advertentieblad terloops:
"In Oldebroek zelf had de ontploffing het geluid als van een zwaar kanonschot. De schade in de omgeving moet gering zijn en wordt geschat op circa f 75, welke hoofdzakelijk door het breken van ruiten is veroorzaakt. Werd de eerste maal een gat in den grond geslagen van 3 M. diep, thans werd op dezelfde plek door de ontploffing een gat ter diepte van 8 M. geslagen." 5)
Acht en niet negen meter. Die internationale pers kan toch zó overdrijven! Ook toen al. Aan internale belangstelling ontbrak het echter niet:
"De wind woei Noord-Noord-Oost en de ontploffing werd gehoord nabij Utrecht, op een afstand van 70 mijlen. Luisteraars in Engeland hebben evenwel niets van de ontploffing vernomen. Ook te Parijs stonden duizenden belangstellenden te wachten op het geluid der ontploffing doch niets werd gehoord." 2)
Dat de knal niet in Engeland werd waargenomen, was jumping to conclusions:
"Door middel van een hoogeweerstand microfoon heeft het laboratorium van het Arsenaal van Woolwich een juist beeld gekregen van de ontploffing te Oldebroek, waarbij de Nederlandsche geleerden wenschten vast te stellen hoe wind en temperatuur inwerken op de voortplanting van het geluid. De geluidsgolven hadden 21 minuten noodig om Londen te bereiken." 3)
Sapristi, een mooie waarneming! De hemelsbrede afstand tussen de hei bij Oldebroek en Woolwich kunnen we googelmapsen: iets meer dan 417 kilometer4). Geluid gaat met een snelheid van ongeveer 340 meter per seconde, dus zeg een kilometer in drie seconden, dus 20 kilometer in een minuut, dus in 21 minuten... 420 kilometer! Ça frappe comme une bus, mon brave!
Het Vaderland meldt nog meer:
"De correspondent van de N. R. Ct. te Brussel meldt dat het Belgische Meteorologische Instituut op uitgebreide schaal maatregelen had getroffen om te luisteren naar de ontploffing van Zaterdagmiddag te Oldebroek. In Brussel hebben de vijftien op verschillende punten der stad of in de omstreken opgestelde waarnemers niets gehoord; ook in Antwerpen is niets waargenomen.
Daarentegen wordt uit Nyvel wel een gunstig resultaat gemeld; men heeft daar (op ongeveer 30 KM ten Zuiden van Brusssel) de ontploffing zeer duidelijk waargenomen. 3)
Uit het raampje van onze tijdmachine zien wij mannen met bolhoeden en hoge boorden, in parken, op pleinen, op daken, de handpalmen achter de oorschelpen, de blik verwachtingsvol naar het noorden gericht. Van om de hoek klinkt een schilderij van René Magritte.
Dus wel in Utrecht, níet in Antwerpen (172 km) Brussel (208) of Parijs (470), maar weer wel in Nijvel, op 233 km van Oldebroek. Vreemd!
De man die het allemaal georganiseerd had was Professor Van Everdingen, toenmalig hoofddirecteur van het KNMI. Hij spreekt van een stiltegordel van zo'n 100 kilometer breed, en daarbuiten een gebied van abnormale geluidsvoortplanting. Geluid dat schuin naar boven ging moet zijn teruggekaatst naar de aarde. Maar hoe dat precies gebeurde wist ook Van Everdingen niet eenduidig te verklaren.
Zijn commentaar was zo uitvoerig dat de Sumatra Post het in twee delen publiceerde, op 11 en 12 december 1922. Loket Diversen geeft de tekst hieronder integraal weer, met reden. Aan een linkje hebt u waarschijnlijk niet genoeg. (Het KB-krantenarchief is meer geschikt voor onderzoekers, minder voor bloglezers. Wij maken het u makkelijk.) Ten tweede is Van Everdingen een bètawetenschapper die ook goed schrijft. Vast een gymnasiast: wis- en natuurkunde, én Grieks en Latijn. Proef zijn taal. Merk hoe kalm, to-the-point en begrijpelijk hij zijn verhaal doet. Last but not least: wat Van Everdingen hier doet is hypermodern! Op een openbaar platform maakt hij inzichtelijk waarom de proef belangrijk is. Hij deelt kennis met eenieder die er kennis van wil nemen. In 1922. Het is de Public Library of Science avant la lettre.
In het eerste deel leest u over de reactie van omwonenden, de invloed van wind, en wat er in luchtlagen plaatsvindt. Klik om het eerste deel te lezen.
"In de stroom van berichten, die wij (..) uit alle oorden van ons land ontvingen, en die een treffend beeld geven van de groote belangstelling voor de proeven en de inspanning, die velen zich getroost hebben om nauwkeurige waarnemingen te verrichten, klinkt één kreet door van teleurstelling of verbazing over de geringe sterkte van het geluid, zelfs op vrij geringen afstand van Oldenboek. Een kanonschot op eenige honderden meters afstand - dat is zoo ongeveer de hoogste schatting, en één waarnemer op enkele kilometers afstand, die, na de proef met 1000 K. G. op 15 September, van de groote proef den ondergang van zijn huis vreesde, deelt zelf mede niet meer dan "een zacht gebrom" gehoord te hebben.
Het spijt ons, dat zoovelen de verwachte situatie gemist hebben, en de op het nauwkeurigste vergeleken horloges geen tijd aan te geven hadden; maar overigens is ons deze uitkomst niet onwelkom, omdat moeilijk op tastbaarder wijze de verborgenheden van de geluidsvoortplanting aan zoovelen tegelijk hadden kunnen worden kenbaar gemaakt, terwijl de uitkomsten, in het buitenland verkregen, al mogen die ook daar niet aan de allicht te hoog gespannen verwachtingen beantwoord hebben, temeer de aandacht trekken, nu nabij de ontploffingsplaats allerminst een krachtige uitwerking werd verkregen.
Men zal na deze uitkomsten wel willen toegeven dat er aanleiding was om te trachten, de wijze waarop de geluidsvoortplanting van den toestand der atmosfeer afhangt, te onderzoeken. In groote trekken is daarover al sinds vele jaren een en ander bekend. Dat het geluid "als het ware" door den wind wordt meegevoerd, is van algemeene bekendheid; maar wanneer men bedenkt, dat de geluidssnelheid van 330 M. per second véél en veel grooter is dan de krachtigste winden aan 't aardoppervlak, voelt men wel dat het "meevoeren" hier slechts een ondergeschikte rol kan spelen.
Evenzoo is het met den invloed van de temperatuur: een verandering van 10 Celsius geeft slechts een paar procent verandering in de snelheid - en toch is het uitsluitend de temperatuur, waaraan de geringe geluidssterkte op 28 October moet worden toegeschreven. Ter verklaring hiervan herinnere men zich de breking van het licht in de atmosfeer, inzonderheid bij ondergaande zon en bij luchtspiegelingen. In dit geval is het de dichtheid van de lucht, naar boven in 't normale geval afnemende, die den lichtstraal 'n gekromde baan doet doorloopen, zoodat wij de zon nog boven de kim zien, wanneer zij inderdaad reeds beneden den horizon is; terwijl de abnormale dichtheidsverschillen die nabij het aardoppervlak tengevolge van de temperatuur kunnen optreden, luchtspiegeling en fata morgana veroorzaken. Hier is het dichtheidsverschil, dat den lichtstralen verschil in snelheid geeft. Bij het geluid heeft alleen de samenstelling van het gas die in de onderste 10 K. M. praktisch constant is, invloed, maar hangt de snelheid verder van den wind en de temperatuur af. Waar nu in een normaal geval de temperatuur naar boven vrij snel afneemt en daarmede de geluidssnelheid, worden alle geluidsstralen, die ook maar de geringste helling vertoonen, naar boven gekromd en verwijderen zij zich steeds sneller van het aardoppervlak. Hoe grooter de temperatuurdaling, hoe minder geluid den naasten omtrek kan bereiken. Alleen een wind, die met de hoogte toeneemt, kan de fatale kromming opheffen aan die zijde waarheen de wind waait. Nu neemt inderdaad de wind aanvankelijk steeds met de hoogte toe, en dat verklaart den algemeen bekenden windinvloed. In gevallen echter, waarin de wind met de hoogte sterk draait, weinig toeneemt of onregelmatig verandert, blijft ook de windinvloed beneden de door den oppervlaktewind gewekte verwachting - vandaar de verbazing van de bewoners der Veluwe, dat ondanks den N. O. wind zoo weinig werd gehoord.
Een nog krachtiger terugbuiging naar de aarde ontstaat, wanneer de temperatuur plaatselijk met de hoogte toeneemt (inversie) zooals dikwijls vooral aan de grens van wolkenlagen en in gebieden van hoogen luchtdruk voorkomt. In tegenstelling met den windinvloed werkt deze factor gelijkelijk in alle richtingen.
Men zal misschien met eenige verbazing van geluidsstralen horen spreken, terwijl toch ieder weet, dat een geluid met alle gemak over een muur of om een hoek te hooren is. Tegen lichtstralen zal men minder bezwaar hebben. Ook dit is echter slechts een verschil in graad. Op den keper beschouwd, plant ook het licht zich niet steeds langs rechte lijnen voort, wat men merkt bij nauwkeurige beschouwing van de verschijnselen bij een smalle spleet of aan den rand van een scherm. De buiging, die de stralen dan ondergaan, hangt van de lengte der golven af. evenzoo bij het geluid; maar terwijl bij het licht de golven minder dan een duizendste millimeter groot zijn, zijn de golven van de laagste hoorbare tonen 20 M. lang, zoodat een huis daartegenover niet bijzonder groot is en een behoorlijk deel van het over een huis gaand geluid zijdelings wordt verspreid. Dergelijke buigingsverschijnselen treden nu ook op, zoodra er op den weg der geluidsstralen een scherpe bocht of knik voorkomt, zooals gebeuren kan wanneer een plotselinge overgang in windsnelheid of richting, of een plotselinge temperatuursprong voorkomt.
Dit kan de reden zijn, waarom bij overigens ongunstige omstandigheden toch een deel van het geluid weer naar de aarde terugkeert.
Met uitzondering van deze laatste beschouwingen, die eerst van de laatste jaren dagteekenen, was het voorgaande door onderzoekers van allerlei landen herhaaldelijk in het licht gesteld, zonder ooit gemeengoed te worden - al kan ieder deze verschijnselen waarnemen, die de buitengewone draagwijdte van zelfs zwakke geluiden op een helderen avond na een warmen dag bestudeert, wanneer de oppervlaktetemperatuur gedaald is tot onder die op enkele honderden meters hoogte.
Een nieuw gezichtspunt werd door Von dem Borne geopend, toen naar aanleiding van de bijzonderheden, die zich bij enkele groote ontploffingen in Europa voordeden, een derde mogelijkheid werd aangewezen, waardoor het geluid op groote afstanden weer naar de aard zou kunnen terugkeeren.
Wij merkten zoo straks op, dat de samenstelling van de lucht in de onderste 10 K.M. constant blijft. Daarboven, waar de bestanddeelen niet meer geregeld door stijgende en dalende stroomen dooreengeroerd worden, moeten geleidelijk de lichtere bestanddeelen gaan overwegen en op hoogten als 100 K.M. zou waterstof het hoofdbestanddeel zijn, volgens Wegener nog hooger dan het hypothetische 5 maal lichtere geocoronium. In deze lichtere gassen is de geluidssnelheid veel grooter, terwijl na 10 K.M. de temperatuur niet verder daalt, zoodat de geluidsstralen, indien zij tot deze hoogten doordringen, sterk gekromd worden en weer naar de aarde terugkeeren. De geringste afstand, waarop dit kan gebeuren, was volgens Von dem Borne 114 K. M., terwijl schrijver dezes, uitgaande van jongere onderzoekingen over de hoeveelheid waterstof in de atmosfeer, tot ongeveeer 160 K. M. kwam. Bij de verklaring van de waarnemingen in de omgeving van de geluidsbron komt deze theorie dus niet te pas, maar zij bood een mogelijke verklaring van de abnormale gebieden van hoorbaarheid, van het normale gescheiden door een stiltegordel, bij groote ontploffingen en vulkaanuitbarstingen waargenomen.
Men herinnert zich, dat tijdens de belegering van Antwerpen een dergelijke stiltegordel op treffende wijze in de hier te lande verrichte geluidswaarnemingen optrad. 6)
In het tweede deel leest u hoe de organisatie van zo'n internationale waarneming in zijn werk ging, en hoe de wetenschap te werk gaat om het verschijnsel te verklaren. Klik om het tweede deel te lezen.
"Ziehier nu het groote probleem. De verdedigers van de oudere theorieën, die ongetwijfeld in sommige gevallen van sterk ontwikkelde tegenstellingen in wind en temperatuurverval even goed een stiltegordel kunnen verklaren, zijn niet in gebreke gebleven de zwakke punten van de nieuwe theorie in het licht te stellen. In de eerste plaats zou een volgens die theorie ontstaande stiltegordel volkomen cirkelvormig begrensd moeten zijn, wat slechts in het geval van Antwerpen en bij een ontploffing nabij de Alpen (Vergiate, November 1920) eenigermate het geval was. In de tweede plaats heeft men door berekeningen en schattingen willen aantoonen, dat het geluid, dat nog tot de uiterst ijle lagen op 100 K. M. hoogte kon doordringen, reeds te zeer verzwakt zou zijn om na terugkeer nog op aarde gehoord te worden. Inderdaad is de dichtheid daar zeer gering, de druk is minder dan 1/100 mM., maar volgens andere natuurkundigen behoeft dit geen bezwaar te zijn, en bovendien, het oor is een uiterst gevoelig instrument en in staat buitengewoon kleine hoeveelheden energie waar te nemen.
Aan den anderen kant heeft schrijver dezes erop gewezen, dat in geen enkel geval, waarin de meteorologische gegevens eenigermate voldoende bekend waren, de tot dusverre gegeven berekeningen van den invloed van wind en temperatuur voldoende waren om quantitatief de waargenomen stiltegordels en abnormale hoorbaarheidsgebieden te verklaren. Waar in vele gevallen bijna elke waarneming omtrent de hoogere lucht ontbrak, was het al te gemakkelijk, onderstellingen omtrent die lucht te maken, die het gewenschte resultaat leverden, maar die door elk meteoroloog onmogelijk geacht moesten worden.
Een beslissing had in sommige gevallen verkregen kunnen worden, indien men den voortplantingstijd van het geluid had kunnen meten. Maar eerstens gebeurden de ontploffingen en vulkaanuitbarstingen niet op tijden, dat men ze verwachtte, en was dus het beginoogenblik al even onnauwkeurig bekend als de tijd van er aankomst, dank zij de van een wetenschappelijk standpunt volkomen onvoldoende nauwkeurigheid van officieele klokken, om van dorpsklokken en zakuurwerken nog te zwijgen. Ook ditmaal is daarvan het noodige gebleken! Ten tweede geschiedt ook thans het onderzoek der atmosfeer niet dagelijks op zoo uitgebreide schaal, dat men voldoende ingelicht is omtrent de luchtstroomingen en temperaturen tot op voldoende groote hoogte. Toch is het zoowel van wetenschappelijk practisch standpunt hoogst gewenscht, dit probleem op te lossen. Wordt de theorie van Von dem Borne bevestigd, dan zal men uit de uitkomsten de samenstelling der atmosfeer kunnen berekenen op de hoogten, waar Noorderlicht en vallende sterren zich vertonen. Blijkt zij onhoudbaar, dan worden toch gegevens verkregen om de andere theorieën nauwkeurig aan de ervaring te toetsen en zoo noodig te verbeteren. Reeds heeft men een begin gemaakt met practische toepassing der geluidsproeven niet alleen ter bepaling van de plaats van geschut en vliegtuigen, maar ook voor vredesdoeleinden, omdat geluidsproeven bij ontploffing van vuurpijlen op bekende hoogten het middel leveren om de voor de luchtvaart hoogst belangrijke windsnelheden in hoogere lagen bij betrokken lucht of mist te bepalen. Kan dit met voldoende nauwkeurigheid geschieden, dan zal ongetwijfeld in de toekomst ook de weervoorspelling daarvan profijt trekken.
Vandaar het plan van een opzettelijke ontploffing, het eerst te Parijs in 1919 voorgesteld door De Quervain uit Zürich, aan velen allicht bekend door zijn stoutmoedige reis dwars door Groenland en die in de meteorologie onder anderen den stoot heeft gegeven tot het waarnemen van de windsnelheden op groote hoogte met zijn loodsballons.
Op de vergadering van de Internationale Commissie voor het onderzoek der atmosfeer te Bergen in 1921, waar o.a. ook de Japanner Fujiwhara tegenwoordig was, die de geluidsvoortplanting bij uitbarstingen en ontploffingen in Japan theoretisch had behandeld, werd een sub-commissie ingesteld. Deze begon met aan alle ministeries van Oorlog in Zuid- en West-Europa het verzoek te richten, bij noodzakelijke vernietiging van ontploffingsmiddelen, of proeven met deze stoffen, de commissie in staat te willen stellen, waarnemingen te organiseeren, door de ontploffing op een vooraf bekend gemaakt oogenblik te doen plaats hebben. Immers dat in dezen tijd van noodzakelijke zuinigheid voor dit doel opzettelijk voor andere doeleinden bruikbare ontploffingsmiddelen zouden worden beschikbaar gesteld, was nog gewenscht, nog waarschijnlijk.
De Commissie heeft het geluk gehad van ons Ministerie van Oorlog het eerste aanbod te krijgen, dat kon worden aanvaard dank zij een bijdrage in de kosten (transport en arbeidsloon) beschikbaar gesteld door het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, terwijl een voor de commissie voor het onderzoek der atmosfeer bestemd bedrag als reserve diende voor eventueele onvoorziene schadevergoedingen. Daarna is het waarnemingsprogramma opgemaakt, waarvan men het gedeelte, dat de geluidswaarneming omvat, kent. Door de meteor. instituten in alle omringende landen zijn waarnemingen verricht van windsnelheid met loodsballons (met waterstof gevulde caoutchouc ballons, die met standvastige snelheid opstijgen en met kijkers worden gevolgd) en van temperatuur met registreerballons en andere middelen, zoo mogelijk tot 10 K. M. en hooger, terwijl dit hier te lande te Helder en te Soesterberg met vliegtuigen geschiedde. Een en ander wordt aangevuld door wolkenwaarnemingen en waarnemingen aan het aardoppervlak. Ten slotte hebben een aantal aardbevingswachten getracht hetzij de luchttrillingen, hetzij de (uiterst zwakke) aardbevingsgolven, die door de ontploffing zouden worden veroorzaakt, te registreeren, ten einde den voortplantingstijd zoo nauwkeurig mogelijk vast te leggen.
Alle waarnemingen worden te De Bilt verzameld en zullen door het Instituut worden gepubliceerd.
Om de weerkundige waarnemingen in grooten omtrek te doen slagen, was rustig, vrij helder weer noodig, zoo mogelijk met vrij hooge drukking over een groot deel van het gebied, opdat de daarbij optredende inversies (luchtlagen waar de temperatuur met de hoogte stijgt) hun bijzonderen invloed zouden kunnen toonen. Wegens de noodzakelijke voorbereidingen moesten de buitenlandsche instituten liefst twee, de legerautoriteiten, die de ontploffing leidden, zelfs drie dagen te voren gewaarschuwd worden.
Zonder de protesten na de voorproef met 1000 K.G. op 15 September, waarbij de wind sterk zijn invloed toonde, zou de proef met het fraaist denkbare weer toch omstreeks half October hebben kunnen plaatsvinden. Nu moest men dankbaar zijn, dat de toestand althans in W. Europa zeer gunstig was: ons land lag echter op den rand van een gebied van lage drukking, waarbij de temperatuur naar boven snel afnam; terwijl op 7 October 1914 (Antwerpen) de temperatuur op den grond slechts 2 gr. Celsius hooger was dan op 2200 M. hoogte, daalde zij nu over dezen afstand 15 graden! Geen wonder, dat zooveel minder geluid langs het aardoppervlak waarneembaar was.
Op het oogenblik is van de buitenlandsche waarnemingen nog geen officiel bericht ingekomen, al schijnt het zeker, dat ook de geluidwaarnemingen positief resultaat hebben opgeleverd. Hier te lande zijn van binnen een kring van 100 K. M. straal reeds meer dan 100 geluidswaarnemingen ingekomen, een getal, grooter dan bij de meeste veel grootere toevallige ontploffingen; een drietal vertrouwbare waarnemingen van afstanden van meer dan 160 K.M. in het Z. en Z. W. schijnt op abnormale voortplanting te wijzen, terwijl daartusschen een gordel van absolute stilte ligt. Indien de waarnemingen uit het buitenland daartoe voldoende aanleiding geven, zal daarover een nadere beschouwing volgen - het volledige resultaat kan eerst over maanden bekend zijn." 7)
Wetenschap komt niet na één nachtje slapen. Twee maanden later, in februari 1923 meldt de Nieuwe Tilburgse Courant dat alle waarnemingen nu verzameld zijn. Het resultaat is spectaculair:
"Uit Parijs wordt aan de N.R.Ct. geschreven: Hier was al dadelijk levendige belangstelling voor het experiment der ontploffing van 28 October. In Frankrijk heeft de heer Maurain, directeur van het instituut van Natuurkunde te Parijs, de resultaten verzameld. In de meeste landen zijn alle nu bekend. Ze bevestigen (..) het voorkomen van stille- en verre geluidsgordels. Die, waarin de ontploffing rechtstreeks om de plek daarvan werd ondervonden, was betrekkelijk nihil. Volgens de richting wisselt zijn uitgestrektheid tusschen de 20 en 70 K.M. Daaromheen heeft men een stilte-gebied geconstateerd tot op zijn minst 189 of 200 K.M. en verder op een nieuwe gehoorszone, waarvan men niet kan zeggen, dat ze aaneensluit, daar de stellige waarnemingen hiervoor te gering waren, maar die zich bijna in alle richtingen heeft uitgestrekt tot op ontzaglijke afstanden; Zuidwaarts in Frankrijk tot 600 KM (omstreken van Dijon) in Engeland tot op 700 KM, in Schotland (730), Oostenrijk (bijna 900), bij Bremen (ongeveer 200) en bij Berlijn (tegen de 500). België lag bijna geheel in de stiltegordel, slechts in het Zuiden is de knal gehoord." 8)
Kanongebulder heb ik nooit gehoord, maar nog steeds worden er mijnen uit de Schelde gevist en is de bodem rond Verdun vergeven van granaten. Na WO II is er net zo'n proef gedaan in Helgoland, maar of de verklaring voor de stiltegordel en de hoorbaarheid daarbuiten ooit sluitend is gemaakt, weet ik niet. Ook in 1969 wist Minnaert het nog niet zeker. 9)
Waarom is deze proef daarna nooit overgedaan? Het moet niet zo moeilijk wezen. Ballonnetjes tjokvol elektronica in de lucht, een flash mob waarnemers, Twitter (#bigboom) en geotagging om de waarnemingen te bundelen. Van Everdingen zou zijn vingers hebben afgelikt bij ons moderne instrumentarium.
Op zoek naar illustraties voor dit artikel vond ik - misschien - een antwoord op die vraag. Gecontroleerde grote ontploffingen na WO II waren meestal kernproeven. Het bovenste plaatje is een legpuzzel voor kinderen, van China's eerste kernbom, 16 oktober 1964. Bewijzen kan ik het niet, maar als ik kernbommengeneraal was, dan zou ik geen civiele wetenschappers uitnodigen bij mijn experimenten. Daar komt maar gedonder van.
bronnen
4) Google Maps distance calculator. Oldebroek is 52.418661, 5.967960, Woolwich is 51.496111, 0.068056.
6) De Sumatra Post, 11-12-1922, Medan, jaargang 24 nummer 287.
7) De Sumatra Post, 12-12-1922, Medan, jaargang 24 nummer 288.
foto: Successful Explosion of First Atom Bomb in China, uit Thomas Fisher Rare Book Library, University of Toronto, Toronto, Ontario Canada, licentie Creative Commons
Het lettertype van de citaten is Goudy Bookletter 1911, een Google Web font ontworpen door Barry Schwartz naar Kennerly Old Style van Frederic Goudy.